Liefelijke voeten
Wat opvalt bij de Kerstlezingen is niet alleen de vrede en de vreugde, maar ook de intensiteit, het mysterieuze en de snelheid van het gebeuren. Händel-liefhebbers kennen de hemels mooie sopraan-aria “How beautiful are the feet”, ontleend aan Rom 10, 15, op zijn beurt gebaseerd op de onvermijdelijke Jesaja (Js 52, 7). De Bijbel Dichtbij (2017) hertaalt in gewone taal als volgt: “Iedereen wacht op het goede nieuws. Iedereen wacht op de snelle boodschapper die over de bergen komt. De mensen zijn blij als hij komt. Hij zegt dat er vrede komt, en dat God de mensen zal bevrijden.”
Kijken wij nog uit naar Kerstmis als dé mis van Christus, als het meest vredevolle feest op aarde en als de Verlossing bij uitstek? Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er een paar merkwaardige Kerstbestanden die de zin van de oorlog serieus in vraag stelden.
Paulus (Rom 10, 25) herneemt een ander prachtig vers van Jesaja (Js 65, 1): “Ik heb me laten vinden door wie Mij niet zochten”.
Inderdaad: de herders zaten waarschijnlijk niet te wachten op “de stralende luister van de Heer”, want “ze schrokken hevig” (zie Lc 2, 7). De herders gingen met bekwame spoed naar Betlehem. Daar stond iedereen “verbaasd” (Lc 2, 18) van het relaas van de herders. Twaalf jaar later stond iedereen “versteld” van het “inzicht” en de “antwoorden” van de jongen (Lc 2, 47). Een merkwaardig detail: normaal gezien neemt een Joodse jongen pas op 13-jarige leeftijd deel aan de religieuze activiteiten (sinds de middeleeuwen wordt dit gevierd als “bar mitswa” – letterlijk “zoon van het gebod”; voor meisjes is het trouwens “bat mitswa” op 12-jarige leeftijd).
Wanneer Jozef en Maria de ‘vermiste’ Jezus terugvinden in de Tempel “te midden van de leraren” is er een merkwaardig contrast tussen het “uw vader” van Maria en het “mijn Vader” van Jezus. De eerste woorden van Jezus zijn zo mysterieus dat Jozef en Maria niet “begrepen wat Hij daarmee bedoelde” (Lc 2, 50). De evangelist Lucas voegt er wel onmiddellijk aan toe dat de groot geworden jongen gehoorzaam was aan zijn aardse ouders op de terugweg naar Nazaret. Om alle verwarring te vermijden werd “zijn vader en moeder” & “zijn ouders” (Lc 2, 33.43) in latere manuscripten “Jozef en zijn moeder”.
Zo belanden we in de hoogst theologische proloog van het Johannes-evangelie: de pre-existente Jezus Christus was er altijd al als het Goddelijk Woord (de Logos). Deze gedachte bestond al in het Oude Testament (meer bepaald Spr 8, 22): “Jahwe schiep mij [de Wijsheid] aan het begin van zijn wegen, nog voor zijn werken, van oudsher”. Het is onmogelijk om het Scheppingsgebeuren te vatten, maar we weten dat God alles schiep door te spreken. Als we denken aan het Nederlandse “logopedist” (afgeleid van het Grieks “logos” – woord & “paideia” – opleiding), begrijpen we misschien beter dat Jezus Christus betrokken was bij de Scheppingsactiviteit. Eerst vertelt de evangelist Johannes nog over het leven dat in Jezus Christus was, het licht dat Hij uitstraalde; het is pas in vers 17 dat de naam Jezus Christus valt. Het laatste vers (Joh 1, 18) is zo belangrijk (“Niemand heeft ooit God gezien”) dat het ons aanspoort om de incarnatie of menswording van Kerstmis met de grootst mogelijke vreugde te vieren! Kerstmis is oneindig veel meer dan wat pakjes onder de Kerstboom: Jezus is het mooiste cadeau ooit gegeven.
Bernard