De doop: levensbelangrijk
Op het einde van de Kersttijd en dus de aanvang van de tijd door het jaar vieren we “de doop van de Heer”. In de eerste lezing(en) gaat het over troost voor het volk Israël en de aankondiging van de komst van de Heer, die als een herder voor zijn kudde zal zorgen en die als de dienaar van de Heer wordt beschreven: Hij zal recht brengen en een licht voor de volken zijn, wat vaak wordt geïnterpreteerd als een profetie over Jezus.
De tweede lezing benadrukt de verschijning van Gods genade door Jezus Christus, die ons verlost en ons aanspoort om een godvruchtig leven te leiden. Het belang van de doop wordt hier heel expliciet beschreven: “Hij [“God onze Heiland”] heeft ons gered door het bad van wedergeboorte”. Dat wordt geschreven aan Titus, een medewerker van Paulus, rond het jaar 65 n.Chr., d.w.z. zo’n 35 jaar nadat de Heer Jezus Zichzelf had laten dopen. Alle christenen hebben het “geboren worden uit water en geest” (Joh 3, 5) altijd geïnterpreteerd als de noodzakelijke doop.
De verzen van de evangelielezing beschrijven de doop van Jezus door Johannes de Doper en de bevestiging van Jezus als de Zoon van God door de stem uit de hemel. De doop van Jezus in Lucas 3 heeft meerdere lagen van betekenis: ten eerste identificeert Jezus zich met de zondige mensheid; ten tweede markeert de doop het begin van Jezus’ openbare bediening; ten derde opent de hemel zich tijdens de doop en wordt Jezus bevestigd als de Zoon van God; ten vierde dient Jezus’ doop ook als een voorbeeld voor zijn volgelingen. Het initiatieritueel symboliseert reiniging, bekering en de ontvangst van de Heilige Geest. Deze gebeurtenis is dus cruciaal in het christelijk geloof, omdat het de unieke relatie tussen Jezus en God de Vader benadrukt en de start van Jezus’ missie om de mensheid te verlossen markeert.
(B.N.)