Geen sant in eigen land
In de eerste lezing wordt de profeet Ezechiël geroepen door God om een boodschap over te brengen aan het volk Israël. God waarschuwt Ezechiël dat het volk opstandig is en niet altijd naar hem zal luisteren. Ondanks de moeilijkheden en tegenstand die hij zal ervaren, moet Ezechiël Gods woorden spreken, of de mensen nu willen luisteren of niet.
In het evangelie zien we Jezus terugkeren naar zijn vaderstad Nazareth.
Hij predikt in de synagoge, maar de mensen reageren verbaasd en sceptisch.
Ze herinneren zich Jezus als de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Jozef, Judas en Simon. Ze nemen aanstoot aan Hem en kunnen niet geloven dat Hij een profeet is. Jezus merkt op dat een profeet overal geëerd wordt, behalve in zijn eigen stad.
Het verband tussen deze passages ligt in het feit dat beide profeten met weerstand te maken krijgen. Ezechiël wordt gewaarschuwd voor de opstandigheid van het volk, terwijl Jezus in zijn eigen stad wordt afgewezen. Beide verhalen benadrukken de uitdagingen en onbegrip waarmee profeten te maken krijgen, zelfs als ze Gods boodschap brengen. Het herinnert ons eraan dat geloof soms bevochten moet worden op ongeloof en gebrek aan vertrouwen.
Wat heeft dit stukje evangelie ons vandaag te vertellen? De Blijde Boodschap lijkt niet meer ‘in de mode’ te zijn. Heel onze Westerse cultuur is nochtans gestoeld op de Joods-christelijke traditie… Iets om over na te denken tijdens de zomervakantie: moet en zal het christelijke geloof uitsterven (zie Lc 18, 8: “zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?”) of kunnen we nog iets doen om de Blijde Boodschap nieuw leven in te blazen?
(B.N.)