Alles of niets!
Paulus is formeel: “En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens” (1 Kor 15, 14 – WV1975). “Zinloos” (NBV21), “onzin” (BGT). Zowel in het Jodendom als in het christendom is Pasen het belangrijkste feest: voor de Joden was het het “voorbijgaan” (Ex 12, 13) van de engel des doods aan de huizen waarvan de deurposten bestreken waren met het bloed van een gaaf paaslam tijdens de 10de plaag van Egypte; voor de christenen is Christus Zelf het paaslam dat geslacht werd om ons voor eens en voor altijd te verzoenen met God (zie 1 Kor 5, 7). Het verrijzenisgeloof staat centraal in onze godsdienst.
Wat zeggen de andere levensbeschouwingen over Pasen, als de Verrijzenis van Jezus Christus? Moslims ontkennen met klem de Kruisdood: voor hen is Jezus nooit gestorven en werd hij in extremis gered door Allah. De meeste Joden menen dat Jezus met recht en reden gekruisigd werd als een “bedrieger” (Mt 27, 63) en dat zijn graf bewaakt moest worden omdat de apostelen misschien de intentie hadden het lichaam te “stelen” (Mt 27, 64).
Deze verklaring voor het lege graf stond dus al expliciet in de Bijbel zelf. De hypothese van het gestolen lijk impliceert dat de apostelen en de pakweg 500 leerlingen het verrijzenisverhaal verzonnen hebben, dat ze een dubbelganger gezien hebben of dat ze gehallucineerd hebben (zie o.a. Ernest Renan, 1863). Naar mijn gevoel hebben de christenen gegronde redenen om vast te houden aan hun Paasgeloof. Een collectieve hallucinatie is zeldzaam en ligt moeilijk: waarom zouden bijna alle apostelen bereid zijn de martelaarsdood te sterven voor het zien van een hersenschim? Tijdens de storm op het meer meenden de apostelen “een spook” te zien (Mt 14, 26). Zeker, de Verrezen Heer was niet zo goed herkenbaar: Maria Magdalena dacht dat het de “tuinman” was (Joh 20, 15); Tomas wou het verrijzenisverhaal ook niet meteen geloven (zie Joh 20, 25)… Pasen was duidelijk al een groot mysterie in de tijd van Paulus (rond het jaar 54-55): “hoe kunnen dan sommigen onder u beweren, dat er geen opstanding van de doden bestaat?” (1 Kor 15, 12).
(B.N.)