Een dovemansgesprek
Tijdens de reis van door de woestijn, klaagden de Israëlieten vaak tegen God en tegen Mozes vanwege de moeilijkheden die ze ondervonden. De Israëlieten waren vermoeid van hun lange reis door de woestijn en begonnen te klagen tegen God en Mozes vanwege het gebrek aan voedsel en water, en vanwege de zware omstandigheden waarin ze verkeerden. God strafte het volk voor hun klachten door giftige slangen naar hen te sturen, die hen beten en velen van hen doodden. Dit diende als een waarschuwing voor de Israëlieten om hun klachten en ongehoorzaamheid aan God te beteugelen. Wanneer de Israëlieten Mozes om hulp roepen, beval God Mozes om een koperen slang te maken en deze op een staak te bevestigen. Iedereen die gebeten was en naar de koperen slang keek, zou genezen worden. De koperen slang op de staak werd een symbool van Gods genade en redding voor de Israëlieten. Het diende als een teken van geloof en vertrouwen in Gods macht om te genezen en te redden, zelfs in tijden van straf en beproeving (zie Numeri 21:4-9).
Jezus Christus verwees naar deze merkwaardige gebeurtenis in de woestijn: “En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven, zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn” (Joh 3, 14). Jezus zelf zou het ultieme symbool van genezing en redding worden voor degenen die in hem geloven. Jezus was nog steeds in gesprek met Nikodémus die “tot de voornaamsten van de Joden” behoorde, “een leraar van Israël” zelfs. Toch begreep Nikodémus niets over de noodzaak om “uit water en geest” hergeboren te worden. Nikodémus zal waarschijnlijk nog minder begrepen hebben van wat we vandaag in de evangelielezing vernemen. Jezus verwijst naar Zijn dood aan het kruis en zijn opstanding, waarbij Hij verlossing biedt aan allen die in Hem geloven. Verder legt Jezus uit dat God de wereld zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Hij verklaart dat Hij niet is gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld te redden. Jezus haalt scherp uit naar de Joodse leiders die niet in Hem geloven en die Hem finaal zullen laten kruisigen: “wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren zoon van God” (Joh 3, 18). Deze verzen benadrukken het belang van geloof in Jezus Christus voor redding en eeuwig leven, en het contrast tussen het licht van geloof en de duisternis van ongeloof. Het benadrukt ook dat mensen veroordeeld worden door hun eigen daden en de keuzes die ze maken, en dat zij die de waarheid liefhebben tot het licht komen om hun daden openbaar te maken als in overeenstemming met God. Jezus incarneert als het ware de waarheid. Nikodémus was stiekem ’s nachts naar Jezus gekomen om vooral niet door de Joodse leiders gezien te worden. Wat hij te horen krijgt van Jezus moet onverteerbaar geweest zijn…
(B.N.)