Maria, de incarnatie van de nederigheid

Maria, de incarnatie van de nederigheid

Op de vierde zondag van de Advent lezen we een passage die het begin van het verhaal van de geboorte van Jezus Christus markeert, een centraal thema in het christendom. Maria aanvaardt nederig de boodschap van de engel en speelt een cruciale rol in het verhaal van de menswording van Jezus. De nederigheid van Maria in het verhaal wordt vaak geïnterpreteerd op basis van haar reactie op de boodschap van de engel Gabriël. Haar nederigheid komt naar voren in verschillende aspecten van haar reactie. Maria begint met ontzag voor de boodschapper van God en voor God zelf. Ze schrikt bij het horen van de begroeting van de engel en vraagt zich af wat dit te betekenen heeft. Dit getuigt van eerbied en ontzag voor de heiligheid van het moment. Ondanks de onverwachte en ongebruikelijke aard van de boodschap, aanvaardt Maria uiteindelijk nederig de wil van God voor haar leven. Deze houding van onderwerping aan Gods wil toont haar nederigheid en toewijding. Toen de engel haar vertelde dat ze zwanger zou worden door de Heilige Geest, stelde Maria een nederige vraag, erkende ze haar menselijke beperkingen en begreep ze niet volledig hoe deze goddelijke gebeurtenis zou plaatsvinden, maar ze aanvaardde het met vertrouwen. Maria’s bereidheid om Gods wil te doen en de rol te aanvaarden die haar is toegewezen, getuigt van haar bereidheid om te dienen. Ze ziet zichzelf niet als belangrijker dan Gods plan en toont hiermee een houding van nederige dienstbaarheid. In het christelijk geloof wordt Maria vaak gezien als een voorbeeld van nederigheid, gehoorzaamheid en toewijding aan God. Haar reactie op de engel illustreert deze deugden en vormt een belangrijk aspect van het kerstverhaal.

Eigenlijk incarneert Maria alle 7 deugden volgens de katholieke leer, de vier kardinale deugden en de drie theologale deugden: wijsheid (Prudentia), rechtvaardigheid (Iustitia), moed (Fortitudo), matigheid (Temperantia), geloof (Fides), hoop (Spes), liefde/naastenliefde (Caritas).

Thomas van Aquino verstaat de nederigheid als een vorm van matigheid. De nederigheid bij Thomas houdt ons af van alle valse ambities doordat ze ons plaatst in de juiste verhouding tot God, waarin we ons openen voor Gods genade.

God “verheft de geringen”, zal Maria uitzingen in het Magnificat (Lc 1, 52:  “exaltavit humiles”). En het is de eerste Zaligspreking volgens Mt 5, 3: “Gelukkig wie nederig van hart zijn” (NBV21) / “Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben” (BGT).

(B.N.)