The happy few

The happy few

De parabel van ‘de misdadige wijnbouwers’ was al overduidelijk gericht tegen “de hogepriesters en de oudsten van het volk”; de parabel van ‘de onwillige genodigden’ is nog veel explicieter. “De hogepriesters en de oudsten van het volk” hadden de boodschap al goed begrepen, maar volgens de evangelist Mattheüs vond Jezus het nodig om nog een parabel te vertellen. Weer laat de gelijkenis niet aan duidelijkheid te wensen over: ‘de koning’ = God, ‘zijn zoon’ = Jezus, het ‘bruiloftsfeest’ = de redding, de genade (zie Lc 14, 15!), zijn ‘dienaars’ = weer de profeten van het Oude Testament, de eerste ‘genodigden’ = “de hogepriesters en de oudsten van het volk”. Net zoals in de vorige parabel worden de ‘dienaars’ mishandeld of zelfs vermoord. In het Midden-Oosten is gastvrijheid uitermate belangrijk: niet ingaan op een uitnodiging (lees: het genade-aanbod) is extreem beledigend. De koning (lees: God) is dus vertoornd: Hij “liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken” (Mt 22, 7). Wellicht verwijst de evangelist Mattheüs hiermee naar de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. (dit kan best, want de evangelist schreef zijn evangelie waarschijnlijk tussen 80 en 90 n.Chr.).
Dan nodigt de koning Jan en alleman uit, “slechten zowel als goeden”. Waarschijnlijk had de gastheer voor iedereen trouwkostuums voorzien en gratis ter beschikking gesteld. Dankzij 2 Pe 3, 9 weten we dat “Hij wil dat allen tot inkeer komen en niemand verloren gaat”. God heeft heel “de wereld” liefgehad, Hij gaf “zijn eniggeboren Zoon” (zoals Hij in Gn 22, 8 voor een offerdier zorgde!); het volstaat in te gaan op het genade-aanbod door Zijn Zoon te volgen en door in Hem te geloven (naar Joh 3, 16). Dat is wat vers 11 wil duidelijk maken: iemand “die niet voor een bruiloft gekleed was” = iemand die het gratis trouwkostuum niet had aangenomen = iemand die het genade-aanbod niet had aangenomen. Deze man lijkt in de hel geworpen te worden. De conclusie van de parabel is hard en simpel: “Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren”. “Velen”, dat wil zeggen alle Joden en alle heidenen. Weinig mensen worden gered. Dit is geen nieuw element in het Evangelie. Jezus had al gewaarschuwd in de Bergrede in meer abstracte bewoordingen: “Gaat binnen door de nauwe poort; want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort en hoe smal de weg die voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden” (Mt 7, 13-14).
Om te besluiten met getallen: in de tijd van Jezus hadden een 500-tal mensen “de nauwe poort” gevonden; na Pinksteren kwam er een stroomversnelling (met soms 3000 bekeerlingen per dag – Hnd 2, 41); in 391 werd het christendom, na 3 eeuwen vervolgingen, de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk en tot op heden is het christendom de grootste wereldgodsdienst op aarde (met 2, 2 miljard christenen of bijna 1 op 3 mensen op aarde), maar ondertussen gaan nog slechts een paar procent van de christenen naar de Kerk, althans in het Westen. Lucas 18, 8 weerklinkt heftiger dan ooit: “zal de Mensenzoon bij zijn [weder]komst het geloof op aarde vinden”?

(B.N.)