Hosanna
Pelgrims werden altijd, drie maal per jaar, tijdens de zogenaamde pelgrimsfeesten (Pasen, Wekenfeest, Loofhuttenfeest) verwelkomd met die overbekende verzen van Psalm 118, 25-26 die we nog iedere zondag horen tijdens het Sanctus: “Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren. Hosanna in den hoge”. Hosanna, afgeleid van het Hebreeuwse Hosha Na, is tegelijk een vreugdekreet en een smeekbede die vertaald zou kunnen worden met “Help nu toch!”. De palmtakken zien we nog steeds in het straatbeeld verschijnen tijdens het Loofhuttenfeest (Soekot), een vreugdevol feest. Pesach, het Joodse paasfeest, was een herdenking van de bevrijding uit het slavenhuis van Egypte. In de tijd van Jezus leefden de Joden onder het zware juk van de Romeinen (sinds 63 v. Chr. tot 135 n. Chr., zonder de verwoesting van de Tempel te vergeten in 70 n. Chr., meteen ook het einde uiteraard van de 3 pelgrimsfeesten).
De meeste Joden zaten eerder te wachten op een strijdvaardige Messias/Koning, maar zoals voorspeld door de “kleine” profeet Zacharias was de lang verwachte Koning deemoedig/zachtmoedig, de Koning die ‘s anderendaags in ongenade viel door een einde te willen maken aan de lucratieve business in de Tempel, waar offerdieren ter plaatse moesten worden aangekocht in een soort tempelmunten. Al gauw zou de feestvreugde dus omslaan in een radicale verwerping van Jezus. Met andere woorden: de meeste Joden zitten nog steeds te wachten op hun Messias. Aangezien de Messias Jeruzalem moet binnenrijden op een ezel, wordt het ongeduldig wachten steeds wanhopiger.
Tot daar het Bijbelse verhaal van de Blijde Intrede van de Messias voor de Joden en de christenen, maar wat betekent Palmzondag nog voor ons? Hoe groot is ons enthousiasme “om het Woord bij zijn komst te ontvangen” (heilige Andreas van Kreta – 660-740)? Wordt ons geloof niet beperkt tot een oppervlakkig feestvieren op enkele grote feestdagen? Hoe staat het met ons dagdagelijks geloof in goede en slechte tijden?
(BN)