Het zesde teken

Het zesde teken

Op de 4de zondag in de Veertigdagentijd horen we het verhaal van de genezing van een blindgeborene, het 6de teken in het Johannes-evangelie dat 7 (wonder)tekenen schetst. De bedoeling is de Heer Jezus te schilderen als de bron van zowat alles: vreugde, troost, kracht, spiritualiteit, macht, licht en uiteindelijk leven. Bij het lezen van een wonderverhaal zijn er steeds 2 interpretaties mogelijk: de letterlijke en de symbolische. De grote profeet Jesaja had voorspeld dat de ogen van de blinden ontsloten zouden worden, bij de verlossing uit de ballingschap (Js 35, 5). Bij Jesaja staat alles in het teken van de bevrijding, de redding uit de ballingschap om “de glorie van Jahwe” te zien. Idem in de Evangelielezing: Jezus komt voorbij en ziet een blindgeborene die “de glorie van Jahwe” uiteraard niet kan zien voorbijkomen. Dat vindt Jezus uitermate oneerlijk, want het is niet de schuld van de blinde, noch die van zijn ouders. De wonderbaarlijke genezing gebeurt op een omslachtige manier en op een niet al te “kosjere” manier (namelijk met slijk) en dit alles op een sabbat. De blinde moet trouwens zijn ogen gaan spoelen in de Siloam-vijver, wat niet toevallig “gezondene” betekent. De buren van de ex-blinde en de Farizeeën kunnen of willen het genezingsverhaal niet geloven. De ouders van de ex-blinde durven alleen maar getuigen dat deze man wel degelijk hun blindgeboren zoon is, want zij zijn bang voor de Joden, zegt de evangelist Johannes. De ex-blinde gaat echter volop in discussie met de Farizeeën: “die man” komt van God, het moet de lang verwachte Joodse Messias zijn. De ex-blinde wordt zelfs buiten gegooid door de Farizeeën, maar Jezus zoekt de ex-blinde weer op en brengt hem nu de totale redding: Jezus openbaart Zich aan hem als de Mensenzoon, de Messias, de Gezondene, de ultieme Redder die uiteindelijk het Laatste Oordeel zal uitspreken. De Farizeeën blijven ‘verblind’ achter…

De letterlijke interpretatie is simpel (de man was echt blind en Jezus liet hem echt weer zien door een mirakel); de symbolische interpretatie komt eigenlijk op hetzelfde neer: Jezus schenkt het (in)zicht aan deze man, Jezus geeft hem een nieuwe kans. In zijn homilie stelt Pseudo-Fulgentius (468–533) zich in de plaats van de blinde bedelaar: hij zit langs de weg, ziet hij “de weg, de waarheid en het leven” voorbij komen? Worden zijn ogen geopend?

En uw/jouw/mijn ogen? (H)erkennen wij onze Redder? In zijn magistrale boek “Jezus van Nazareth” waarschuwt wijlen paus emeritus Benedictus XVI voor de gevaren van een zogezegd wetenschappelijke exegese die alle wonderen weg redeneert omdat volgens die exegeten “God niet handelend kan optreden in de geschiedenis”. Bestaat het risico inderdaad niet dat wij het kind (Kind?) met het badwater weggooien?

Bernard