Sjaloom aleichem
Sinds eeuwen wensen we elkaar de vrede van God toe. De cynicus zal ons vragen waarom er dan nog altijd geen wereldvrede is. Het is bovendien de strijdvraag die de Joden ons toewerpen om te bewijzen dat Jezus niet de lang verwachte Messias was. Het waren trouwens de Joden die de liefde voor de naaste (“de naastenliefde”) bij wijze van spreken hadden “uitgevonden” (Lv 19, 18). In de eerste lezing horen we ook: “Wees niet haatdragend tegen uw broeder” (Lv 19, 17). De grote vraag was en is nog steeds: wie is mijn broeder? Strikt genomen is de broeder in het Oude Testament de Joodse buurman, de landgenoot die hetzelfde geloof deelt. In de bekende parabel van de Barmhartige Samaritaan zou Jezus dit gebod openbreken naar iedere medemens, zonder onderscheid van ras (een ras bestaat overigens niet – er is slechts één menselijk ras), noch geloof.
De laatste twee van de 6 ‘verfijningen’ die we vandaag in het Evangelie horen zijn absoluut baanbrekend te noemen. Jezus breekt eerst iedere vorm van vergelding af. Tot slot voert Hij het begrip “vijand” af. Geen enkele mens is a priori een vijand; iedere mens is een medemens. Als we deze verzen in de context van hun tijd plaatsen, beseffen we nog beter hoe revolutionair ze waren: Jezus wist perfect hoe wreed de Romeinen konden en zouden zijn. Aan het Kruis genageld zei Hij nog: “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen” (Lc 23, 34).
Paulus verwoordde het als volgt: “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwint het kwade door het goede” (Rom 12, 21). Volgens de heilige Petrus Chrysologus (+/- 380 – 450) wil de Heer “dat wij met deugdzame daden het kwaad overstijgen”.
Het blijft een ongelooflijk uitdagende opdracht, zowel op individueel als internationaal vlak.
Bernard