Lam Gods
“Zalig zij die genodigd zijn aan de maaltijd van de Heer. Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld. – Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden.” Welke katholiek kent deze zinnen niet? Vandaag staan we stil bij de beschrijving van Jezus als “het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld”. De woorden komen uit de mond van Johannes de Doper die zelfs geen profeet wou genoemd worden. Toch zijn deze woorden ongelooflijk profetisch: ze vormen de bijzonder mysterieuze link tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. In het Exodus-verhaal (hoofdstuk 12) moesten de Joden een gaaf lam slachten en het bloed uitstrijken op de deurposten opdat de engel des doods voorbij zou gaan aan de aldus gemarkeerde huisdeuren (Pasen heeft trouwens te maken met “passeren”, voorbijgaan). Het is onduidelijk of Johannes de Doper zijn neef (her)kende, toen deze laatste naar hem toekwam, maar meteen typeert Johannes de Doper Jezus als het Lam Gods, de door de Heilige Geest gezalfde (de Messias dus) en de Zoon van God. De titel Lam Gods impliceert dat het Lam geslacht moet en gaat worden. Paulus zal dit bekrachtigen in 1 Kor 5, 7: “ons paaslam is geslacht”.
Zo krijgt Pasen een nieuwe invulling: christenen moeten geen lam meer slachten om bevrijd te worden uit het slavenhuis; Jezus Zelf is het ultieme Lam dat Zichzelf heeft opgeofferd om ons te bevrijden van de zondenlast. Paulus zal deze definitieve, universele bevrijding benadrukken: “Voor die vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt” (Gal 5, 1). Joden en moslims hebben het nog steeds lastig met deze “christelijke vrijheid” (kopje van de Willibrordvertaling van 1975 boven Gal 5), maar persoonlijk ben ik heel blij dat ik geen dier moet slachten in de naam van God (Joden zouden in theorie de dierenoffers moeten hernemen zodra de Tempel van Jeruzalem – de beruchte derde Tempel – er weer staat; voor moslims is het Offerfeest – beter bekend als het Schapenfeest – het belangrijkste feest).
Ook dit universele aspect van de verlossing, naar de heidenen (niet-Joden) toe, had Jesaja voorspeld. De Dienaar van Jahwe gaat zich niet beperken tot “Jakobs stammen”, neen, hij gaat het heil uitstrekken over de hele mensheid: “een licht voor de volken” (…) heil (…) tot in de uithoeken der aarde”.
Het moge duidelijk zijn dat we de gevleugelde woorden van Johannes de Doper niet lichtzinnig of routineus mogen uitspreken: het zijn onvergetelijke, gewichtige woorden.
Bernard