De blijde boodschap bij slecht nieuws
In de 4de eeuw zei de heilige Ambrosius: “rechtvaardigheid leeft in ballingschap, het onrecht heerst, het geloof is zeldzaam”. Begin 5de eeuw v. Chr. schreef Maleachi dat “de zon van de gerechtigheid” ooit zou opgaan. Ooit, maar wanneer? In de tijd van Jezus leefden de Joden onder het juk van de Romeinse bezetter die weldra keihard zou toeslaan: de evangelielezing begint met de voorspelling dat de prachtige Tempel van Jeruzalem verwoest zou worden. Dat gebeurde effectief in 70 n. Chr. Het moet een verschrikkelijke klap geweest zijn voor de Joden en de eerste christenen. Alsof dit niet erg genoeg was, vervolgt Jezus met een beschrijving van het einde van de wereld: vele valse profeten die de naam van Jezus misbruiken; “oorlogen en onlusten”, “hevige aardbevingen”, “hongersnood”, “pest” (letterlijk epidemieën), vervolgingen, haat,…
Waar blijft de Blijde Boodschap? Er is dat ene zinsdeel: “laat u dan niet uit het veld slaan”. Wij, christenen, zullen gehaat worden “omwille van mijn Naam”, maar één ding moeten we blijven onthouden: “Bij niemand anders is dan ook de redding te vinden en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden” (Hnd 4, 12).
Het vreemde aan de geschiedenis van het christendom is dat deze godsdienst groeide vanuit de ondergrond, vanuit de catacomben, ondanks hevige onderdrukking. “Het bloed van Jezus is zaad”, zal Tertullianus zeggen. De eerste christenen waren bereid om hun leven te geven “omwille van Zijn Naam”; martelaren stonden in hoog aanzien en werden zelfs vereerd. Durven wij nog opkomen voor Zijn Naam in onze pluralistische, multiculturele maatschappij? Of schamen wij ons voor Hem en Zijn Evangelie? Dan zal Jezus Zich schamen over ons (zie Lc 9, 26)…
Bernard