De Herder en het Lam

De Herder en het Lam

In Joh 10, 24 hadden “de Joden” duidelijkheid gevraagd aan Jezus: “Hoelang houdt Gij ons nog in spanning? Als Gij de Messias zijt, zegt het ons dan ronduit.”

Jezus geeft nu een duidelijk antwoord. Waar zitten we ongeveer in het Johannes-evangelie? Er zijn al 6 van de 7 tekenen gebeurd: water in wijn veranderen, genezing van de zoon van de hoveling en van de verlamde man, spijziging van de 5000, wandelen op het water, genezing van de blindgeborene. In het volgende hoofdstuk zal Jezus Lazarus uit de dood opwekken. Jezus heeft ook al 4 “Ik ben-uitspraken” gedaan, die allemaal iedere Joodse gelovige deden denken aan de “Ik ben die is” van Ex 3, 14 (JHWH). Jezus was dieper ingegaan op de 3de en de 4de “Ik ben-uitspraken”: “Ik ben de deur van de schapen” en “Ik ben de goede herder”.

We lezen vandaag slechts 4 verzen, maar ze zijn stuk voor stuk heel geladen. Alleen de schapen die Jezus volgen zijn in veiligheid en krijgen een garantie op eeuwig leven (de niet-christenen dus niet). Vers 30 is kort en krachtig: “Ik en de Vader, Wij zijn een”. In het Grieks staat er een neutraal, onzijdig woord: de Vader en de Zoon zijn één ding, niet één Persoon. Dit vers kondigt de formulering van het dogma van de Drie-eenheid aan: Eén God, drie Personen, één natuur (essentie, wezen). De evangelist Johannes had dit alles al proberen uit te leggen in zijn hoofdstuk 5, verzen 19-30 of zoals het bekende lied het zegt: “Alles begon met God, het water en het licht en de mens en het vuur en de liefde. Het begon met God”. Maar God de Vader heeft een soort volmacht gegeven aan de Zoon. Dezelfde evangelist had alles al samengevat in hoofdstuk 3, vers 16 dat zo wereldberoemd is geworden: “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben”.

De reactie van de Joodse leiders laat niet op zich wachten: zij willen Jezus stenigen voor godslastering. Uiteindelijk zullen de Joodse leiders Jezus finaal afwijzen en Hem zelfs bestempelen als een “bedrieger” (Mt 27, 63). Ongetwijfeld dachten zij onmiddellijk terug aan de voorspellingen van de profeet Ezechiël die gewaarschuwd had voor slechte, boze herders van Israël. Paulus zal met veel nadruk uitleggen dat de christenen de nieuwe uitverkorenen zijn (zie Rom 8, 33-39).

Een Redder die tegelijk dé Herder en hét Lam (dat voor ons geslacht zou worden – 1 Kor 5, 7) is, het was en is een moeilijk te vatten concept: wij moeten geen verwijten maken aan de Joodse leiders die het dubbele concept toen niet begrepen, want wij zouden het ook niet begrepen hebben…

Bernard