Geduld is een schone deugd

Geduld is een schone deugd

In de eerste lezing roept God Mozes bij de brandende braamstruik om het volk Israël uit Egypte te bevrijden. Dit verhaal benadrukt Gods roeping en de noodzaak van gehoorzaamheid en bekering. Het is opmerkelijk dat Mozes zijn kudde “tot ver in de woestijn” moest drijven om tot God te komen. God maakt zich bekend als “de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”. De tijd van de patriarchen wordt gesitueerd rond 1850 v.Chr.; de uittocht wordt rond 1250 v.Chr. gesitueerd. De reis van de Israëlieten naar het Beloofde Land duurde veertig jaar. Hoewel de afstand tussen Egypte en Kanaän in principe in enkele weken te voet kon worden afgelegd, duurde de reis veel langer vanwege verschillende factoren: ongeloof, ongehoorzaamheid, tijd van beproeving en voorbereiding, nieuwe (andere) generatie,… Kortom, heel de bevrijding duurde zo’n slordige 640 jaar. Het geduld van de Israëlieten werd dus flink op de proef gesteld. Na Mozes begonnen de Israëlieten te wachten op een nieuwe Mozes, een Messias, een Redder. Tot op heden wachten de Joden nog steeds op die Verlosser…

In de evangelielezing vertelt Jezus de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom, waarin Hij oproept tot bekering en geduld toont door de boom nog een kans te geven om vrucht te dragen. De gelijkenis van de vijgenboom, zoals verteld in Lucas 13:6-9, heeft verschillende lagen van betekenis. De eigenaar van de wijngaard (die God vertegenwoordigt) verwacht vrucht van de vijgenboom (die de mensheid symboliseert). Wanneer de boom geen vrucht draagt, overweegt hij deze om te hakken. De tuinman (die Jezus vertegenwoordigt) pleit echter voor geduld en vraagt om nog een jaar om de boom te verzorgen en vruchtbaar te maken. Dit benadrukt Gods geduld en genade, en de oproep tot bekering. De extra tijd die de boom krijgt, symboliseert de genadetijd die God aan de mensheid geeft om zich te bekeren en vrucht te dragen. Het is een oproep om de tijd die ons gegeven is niet te verspillen, maar te gebruiken om te groeien in geloof en goede werken. De gelijkenis benadrukt ook de verantwoordelijkheid van de mens om vrucht te dragen. Het is niet genoeg om alleen maar deel uit te maken van Gods volk; er wordt van ons verwacht dat we actief groeien en goede vruchten voortbrengen. Deze gelijkenis roept op tot zelfreflectie en actie. Het herinnert ons eraan dat we de tijd die we hebben moeten gebruiken om ons leven in overeenstemming te brengen met Gods wil.

(B.N.)