Over heiligen en schijnheiligen
De eerste lezing en de evangelielezing leggen de nadruk op de woorden en daden van een persoon als weerspiegeling van hun innerlijke karakter. Sirach, ook bekend als Jezus, zoon van Eleazar, zoon van Sirach, leefde in het begin van de derde eeuw v.Chr., rond 200-175 v.Chr. Hij was een Joodse schriftgeleerde die in Jeruzalem een leerhuis leidde en trouw bleef aan de oude Joodse traditie, terwijl hij ook openstond voor waardevolle elementen van de Hellenistische beschaving. Sirach benadrukt dat de ware aard van een persoon zichtbaar wordt door hun woorden en daden. Hij gebruikt metaforen zoals een zeef die afval scheidt en een oven die potten bakt om te illustreren hoe iemands fouten en deugdzaamheid aan het licht komen door hun spraak en gedrag.
De evangelielezing bevat vergelijkbare thema’s. Jezus gebruikt hier parabels om uit te leggen dat een persoon niet boven zijn leraar staat en dat men eerst zijn eigen fouten moet erkennen voordat men anderen bekritiseert. Hij vergelijkt ook goede en slechte bomen met mensen, waarbij hij zegt dat een goede boom goede vruchten voortbrengt en een slechte boom slechte vruchten. Dit benadrukt dat de woorden en daden van een persoon voortkomen uit hun innerlijke goedheid of slechtheid. Beide passages benadrukken dus dat de ware aard van een persoon zichtbaar wordt door hun woorden en daden.
Jezus hekelt meermaals de “huichelaars”, schijnheiligen of hypocrieten. In de loop van de tijd kreeg het woord “hypocriet” een negatieve connotatie en begon het te verwijzen naar iemand die zich anders voordoet dan hij werkelijk is, vooral in morele of religieuze contexten. Dus een hypocriet is iemand die doet alsof hij bepaalde deugden of overtuigingen heeft, terwijl zijn daden het tegendeel laten zien. Het toppunt van hypocrisie, aldus Jezus, is de “splinter” in het oog van je medemens opmerken, zonder “de balk” in je eigen oog te zien.
(B.N.)