Het wonder van de gemeenschapsvorming

Het wonder van de gemeenschapsvorming

In de eerste lezing lezen we over een wonder dat Elisa verrichtte tijdens een hongersnood. Een man uit Baäl-Salisa bracht twintig gerstebroden, die tot de eerstelingen behoorden. Elisa zegende het brood en zei dat het aan het volk gegeven moest worden. Ondanks de schaarste was er genoeg voor iedereen, en er bleef zelfs over. Dit wonder herinnert ons eraan dat God in tijden van nood voorziet en vermenigvuldigt wat we hebben.

In de evangelielezing lezen we over een vergelijkbaar wonder, waarbij Jezus vijf broden en twee vissen vermenigvuldigde om een menigte van vijfduizend mensen te voeden. Dit verhaal toont Gods voorzienigheid en genade, en het patroon van het opheffen van tekorten komt overeen met het wonder van Elisa. Beide verhalen benadrukken dat God in onze behoeften voorziet, zelfs als de middelen beperkt lijken te zijn.

Kortom, het verband tussen deze passages ligt in het thema van God die overvloed geeft, zelfs wanneer er schaarste is. Elisa en Jezus tonen beiden Gods liefde en zorg voor mensen in moeilijke omstandigheden.

Zoals steeds zijn er 2 interpretaties mogelijk: de letterlijke en de symbolische, die in deze tijden steeds vaker gehoord wordt.

Het verhaal in Johannes 6, 1-15 heeft een duidelijke verwijzing naar Jezus als het “Brood des levens”. Jezus zegt later in dat hoofdstuk:  “Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen” (Johannes 6, 35). Het wonder van de broodvermenigvuldiging illustreert symbolisch Jezus’ rol als de bron van geestelijk leven en voeding.

In de letterlijke interpretatie is er overduidelijk sprake van een wonderbaarlijke, bovennatuurlijke, goddelijke broodvermenigvuldiging; in de symbolische interpretatie is er eerder sprake van ‘broederlijk’, puur menselijk delen. Beide wonderen vonden inderdaad plaats in een gemeenschappelijke context, waar mensen samenkwamen om te eten. Dit benadrukt het belang van gemeenschap, delen en zorg voor anderen. Het gaat niet alleen om individuele behoeften, maar ook om het welzijn van de hele gemeenschap.

Het woord “parochie” vindt zijn oorsprong in het nieuwtestamentisch Grieks paroikia, wat “het gebied rondom een huis” betekent. In dit geval verwijst het naar het kerkgebouw en de gemeenschap van gelovigen die daarbij hoort. Dit gemeenschapsgevoel zijn we helaas kwijtgeraakt sinds het einde van het Rijke Roomse leven (+/- 1960). Vrijzinnige medemensen zullen dat een goede zaak vinden, maar ondertussen viert het individualisme (om niet te zeggen het egoïsme) hoogtij. Merk op dat heel het Onze Vader-gebed in het meervoud staat: “onze”, “ons”, “wij”. Jezus ging uit van een (h)echte christelijke gemeenschap, één lichaam, zoals Paulus zou zeggen… Deze gemeenschapsgedachte zou onze maatschappij goed doen.

(B.N.)