De juiste keuze

De juiste keuze

In de eerste lezing houdt Petrus een toespraak tot de leiders van het Joodse volk, waarin hij verkondigt dat de genezing van een verlamde man plaatsvond door de kracht van Jezus Christus, die door de leiders van dat moment was verworpen maar door God tot de hoeksteen van het geloof is gemaakt. Na Pinksteren treedt Petrus steeds prominenter naar voren als leider van de apostelen. Petrus is heel stellig in zijn geloofsbelijdenis: “Bij niemand anders is dan ook de redding te vinden en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden” (Hnd 4, 12). De keuze voor Jezus is niet alleen de juiste keuze, maar ook beslissend: “Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren zoon van God” (Joh 3, 18).

In de evangelielezing vergelijkt Jezus zichzelf met een goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen, in tegenstelling tot een huurling die geen oprechte zorg heeft voor de kudde. Jezus benadrukt zijn opoffering en zorg voor zijn volgelingen, die hij vergelijkt met schapen die zijn stem herkennen en volgen.

Jezus is dus niet alleen de hoeksteen van het geloof (Hnd 4, 11), maar ook de goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen (Joh 10, 11). Beide passages benadrukken Jezus’ unieke rol in het heil van de mensheid en zijn bereidheid om zichzelf op te offeren voor degenen die hem volgen. Beide metaforen gaan terug op het Oude Testament.

(B.N.)