Moeten wij ook veranderen?
Vorige week hoorden we van Jezus dat we tot inkeer moesten komen, dat Hij van ons een andere ingesteldheid vroeg en vandaag verandert Hij Zelf van gedaante. Jezus neemt Petrus, Jakobus en Johannes mee naar een hoge berg, waar Hij voor hun ogen van gedaante verandert. Zijn kleding wordt stralend wit en helderder dan enig wasmiddel op aarde zou kunnen maken. Op dat moment verschijnen ook Elia en Mozes en praten ze met Jezus. Mozes vertegenwoordigt de Wet, omdat hij de Wet ontving op de berg Sinaï, terwijl Elia wordt gezien als een van de grootste profeten in de Hebreeuwse Bijbel. Hun aanwezigheid bij de Gedaanteverandering van Jezus symboliseert de vervulling van de Wet en de Profeten in de persoon van Jezus Christus. Het suggereert dat Jezus de beloofde Messias is die werd voorzegd door de Wet en de Profeten. De aanwezigheid van Mozes en Elia naast Jezus illustreert eveneens de continuïteit tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Het benadrukt de verbinding tussen de beloften, profetieën en gebeurtenissen in het Oude Testament die hun vervulling vinden in Jezus Christus in het Nieuwe Testament. Jezus is dus inderdaad de beloofde Messias is, zoals voorspeld door de Wet en de Profeten. Dit dient om geloof en vertrouwen in Jezus als de Zoon van God te versterken. Dit wordt trouwens onmiddellijk bevestigd door een stem uit de hemel: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.”
Petrus, die overweldigd (“verbluft” – WV 1975) is door de gebeurtenis, stelt voor om tenten te bouwen voor Jezus, Mozes en Elia, maar onmiddellijk na het weerklinken van de stem uit de wolk zijn Mozes en Elia plotseling verdwenen. Dit betekent waarschijnlijk dat de tijd van de Wet van Mozes en de Profeten van het Oude Testament voorbij zijn: Jezus heeft de “vervulling” (Mt 5, 17) gebracht. Jezus komt met een nieuw gebod (Joh 13, 34): “gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad”. Dus niet langer het liefhebben van de naaste als jezelf (Lv 19, 18). Het oude gebod deed een beroep op je eigen kracht en was meer dan waarschijnlijk beperkt tot het liefhebben van volksgenoten. Maar het nieuwe gebod gaat uit van Jezus’ liefde en van wat je daarvan ontvangt om door te kunnen geven. Een universele, onvoorwaardelijke liefde, zonder enige veroordeling, noch enig onderscheid naar afstamming of volk toe.
In die zin moeten wij ook van gedaante/instelling veranderen… De christelijke geloofsleer benadrukt het belang van het worden als Christus qua karakter, liefde, genade en mededogen. Denk maar aan het middeleeuwse boek dat is toegeschreven aan Thomas a Kempis: “De imitatione Christi” (Over de navolging van Christus). Jeremia (Jer 31, 33) had het voorspeld: “Ik [God] schrijf mijn wet in hun binnenste, Ik grif ze in hun hart”.
Tenslotte leeft er in ons natuurlijk de hoop dat ook wij ooit een glorieuze gedaanteverandering zullen ondergaan (wat Paulus een mysterie noemt): “opeens, in een oogwenk, bij de laatste bazuin; want de bazuin zal weerklinken en de doden zullen verrijzen in onvergankelijkheid, en wij, wij zullen van gedaante veranderen” (1 Kor 15, 52).
(B.N.)