Slapend of niet?
De Advent is een christelijke traditie die de voorbereidingstijd markeert voor de viering van de geboorte van Jezus Christus, en het begint op de vierde zondag voor Kerstmis. De oorsprong van de Adventstraditie kan worden teruggevoerd tot de vroege kerkgeschiedenis, maar het specifieke tijdstip en de plaats van oorsprong zijn niet precies gedocumenteerd. Het woord “Advent” komt van het Latijnse woord “adventus,” wat “komst” of “aankomst” betekent, en verwijst naar de komst van Jezus Christus in de wereld. De vroege christenen begonnen waarschijnlijk met het vieren van een soort voorbereidingstijd voor Kerstmis al in de 4e of 5e eeuw na Christus. De moderne Adventsperiode, zoals we die nu kennen, ontwikkelde zich in de westerse kerk gedurende de middeleeuwen en werd geformaliseerd tot de vier weken voor Kerstmis. Het begon in de Latijnse kerk en verspreidde zich later naar andere christelijke tradities. Adventskransen met kaarsen werden geïntroduceerd in de 19e eeuw in Duitsland en Oostenrijk en werden later overgenomen in andere delen van de wereld. Dus, de Adventstraditie zelf is al eeuwenoud, maar de manier waarop het wordt gevierd en de specifieke praktijken kunnen in de loop van de tijd zijn geëvolueerd.
De Advent heeft altijd een dubbele betekenis van “komst” en “wederkomst” in de context van het christelijke geloof. Dit komt doordat de Advent-periode een tijd van voorbereiding is voor twee belangrijke gebeurtenissen in het christelijke geloof: de herdenking van de eerste komst van Jezus Christus in de wereld bij zijn geboorte en de verwachting van zijn wederkomst (Second Coming in het Engels) aan het einde der tijden. Het is een tijd van inkeer, reflectie en verwachting, waarin we ons voorbereiden om de geboorte van Jezus te vieren, het moment waarop Jezus voor het eerst naar de wereld kwam als de Verlosser en het licht van de wereld. Tegelijkertijd herinnert de Advent ons eraan dat Jezus volgens ons geloof ook zal terugkeren aan het einde der tijden om het Laatste Oordeel te vellen en het Koninkrijk van God definitief te vestigen. Dit aspect van de Advent benadrukt de verwachting van de wederkomst van Jezus, waarin alle mensen verantwoording zullen moeten afleggen voor hun daden en het Koninkrijk van God volledig zal worden gerealiseerd.
De betekenis van de evangelielezing is dat Jezus ons aanspoort om waakzaam te zijn en ons voor te bereiden op zijn wederkomst. Hij vergelijkt de situatie met een “heer des huizes” “die in het buitenland vertoeft” en zijn “dienaars” de opdracht geeft om waakzaam te zijn en hun taken trouw uit te voeren, en aan de deurwachter geeft hij het bevel om te waken. De kernboodschap van deze verzen is dat Jezus’ wederkomst onverwacht zal zijn, en daarom is het belangrijk dat we altijd paraat zijn, zowel in ons geloof als in onze daden. We moeten waakzaam zijn, bidden en trouw zijn in onze dienst aan God (godsdienst!), zodat we gereed zijn wanneer Jezus terugkeert, ongeacht het tijdstip. Deze passage benadrukt dus het belang van spirituele alertheid en voorbereiding in het christelijke geloof en herinnert ons eraan dat de wederkomst van Jezus een centrale leerstelling is die ons leven en gedrag zou moeten beïnvloeden.
Liggen we nog wakker van de Wederkomst of slapen we rustig verder?
(B.N.)