De fatale breuk

De fatale breuk

De 3 synoptici (Mt, Mc, Lc) vertellen de parabel van de misdadige wijnbouwers. Het is dus een belangrijke parabel… Er is ook weinig of geen discussie over de uitleg van de parabel: “de landeigenaar” is God de Vader; “de wijngaard van Jahwe van de machten is Israëls huis, zijn bevoorrechte planten zijn de mensen van Juda” (Js 5, 7 – eerste lezing); “de wijnbouwers” zijn de Joodse (religieuze) leiders; de “dienaren” van “de landeigenaar” zijn de profeten van het Oude Testament; de “zoon” van de landeigenaar is uiteraard Jezus Christus. Alle dienaren en de zoon van de landeigenaar worden vermoord; de landeigenaar is woest. God verpacht  de wijngaard “aan andere wijnbouwers” (lees: aan de heidenen of niet-Joden). Jezus Zelf vat de parabel kernachtig samen: het Rijk Gods wordt ontnomen aan de Joden en gegeven “aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt”. Deze keer hadden “de hogepriesters en Farizeeën” de boodschap goed begrepen, zo goed zelfs dat ze Jezus uit de weg wilden ruimen (precies zoals in de parabel eigenlijk).

Jezus had net Zijn Blijde Intrede gemaakt in Jeruzalem, als de lang verwachte Messias/Koning, gezeten op een ezel, Hij had net de Tempelreiniging voltrokken, waarmee Hij Zijn doodvonnis ondertekende (de Tempeldienst was immers een weelderige business!) en tenslotte vervloekte Hij de vijgenboom, nog een symbool van het volk van Israël.

Het vervolg van het verhaal is geschiedenis: Jezus werd gekruisigd in 33 (of 30) n.Chr., de Tempel van Jeruzalem werd verwoest in 70 n.Chr. en alle Joden werden verbannen uit Judea in 135 n.Chr. (Judea zou voortaan Syria-Palestina heten). Paulus richtte zich tot de heidenen (Hnd 13, 46 & Hnd 18, 6). In de 2de eeuw bestond de Kerk bijna uitsluitend uit heidenen. Paulus had de besnijdenis laten afschaffen en met de besnijdenis eigenlijk “de hele wet” (zie Gal 5, 1-3). Jezus Zelf had alle voedsel al rein verklaard (Mc 7, 19). Bovendien had Hij komaf gemaakt met het behoren tot het volk van God door afstamming: “mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel” (Mt 12, 50). Uitverkoren volk en beloofde land zijn sleuteltermen van het Jodendom. Jezus voorspelt dat men God overal ter wereld God zal aanbidden: “er komt een uur dat gij noch op die berg noch in Jeruzalem de Vader zult aanbidden” (Joh 4, 21).

Sommige lezers zullen terecht verwijzen naar Mt 5, 17 waaruit blijkt dat Jezus de Wet van Mozes niet komt afschaffen. Het is zo dat het Matteüs-evangelie eerst staat in het Nieuwe Testament, omdat het het beste aansluit op het Oude Testament, maar gaandeweg zullen we zien, ook in het Matteüs-evangelie, dat Jezus zich als het ware afscheurt van het Jodendom. De verwerping is trouwens wederzijds. Het is altijd goed te benadrukken dat Jezus uitsluitend de Joodse leiders viseert (en nooit het hele volk). Een slotbedenking: Jezus bouwt Zijn Kerk (en niet Zijn synagoge) op de steenrots Petrus… De breuk was een feit.

(B.N.)