Redemptor gentium
In 1714 componeerde Bach de cantate “Nun komm, der Heiden Heiland” (BWV 61), als een bewerking van een eeuwenoude hymne “Veni, redemptor gentium” genaamd. Het is wel een Adventscantate en er is bovendien een fundamenteel verschil met de evangelielezing van deze zondag: de vijandige, heidense streek van Zuid-Libanon had Jezus geenszins uitgenodigd om naar daar te komen; integendeel, Jezus moest noodgedwongen uitwijken, weg van het Beloofde Land, weg van het uitverkoren volk. Sterker nog, Mattheüs noemt de vreemdelinge “een Kananeese vrouw”, een krachtige verwijzing naar het heidense gebied dat veroverd werd tussen ca. 1200 en 1100 v. Chr. door de Israëlieten. Kortom, de evangelist schetst een scherp contrast tussen de Joodse Messias en een heidense vrouw die Hem weliswaar onmiddellijk (h)erkent als de Joodse Messias, nog vóór dat Hij ook maar iets gedaan had. Het is een schokkende ontmoeting en het gesprek tussen Jezus en de onbekende vrouw heeft veel inkt doen vloeien. De stilte, de onverschilligheid en de botte repliek klinken vandaag de dag onbeleefd, om niet te zeggen racistisch en discriminerend. De term “honden” was namelijk een courant scheldwoord ten opzichte van heidenen, dat wil zeggen niet-Joden. Jezus, een racist? Zo kennen we Hem toch niet! Er zijn dan ook twee totaal verschillende interpretaties van dit merkwaardige verhaal.
De Kerkvaders, onder andere Augustinus, menen dat Jezus helemaal niet racistisch was: Hij wou de onbekende vrouw gewoon uit haar tent lokken, haar geloof aanwakkeren. In vergelijking met “de farizeeën en schriftgeleerden” had deze vrouw niets mee, ze had geen enkel privilege, geen enkele Schriftkennis, behalve haar grenzeloze, als het ware blinde, geloof. Volgens deze interpretatie gebruikt Jezus het courante scheldwoord “honden” als verwijzing naar de eeuwenoude afwijzing van niet-Joden door de Joden (Jezus zou dus het scheldwoord niet Zelf in de mond nemen). Het is inderdaad zo dat de onbekende vrouw het scheldwoord “honden” helemaal niet verwerpt; integendeel, zij gebruikt het scheldwoord ook. Om het verhaal goed te begrijpen, moeten we beseffen dat men in de tijd van Jezus geen servetten had en dat men de vingers schoon maakte met brood dat dan op de grond, onder tafel werd gegooid, waar de honden het mochten opeten. Jezus is uiteraard het Brood des Levens en het antwoord van de vreemdelinge (“de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen”) is dan ook zo geniaal te noemen dat veel hedendaagse exegeten er een andere interpretatie op na houden.
Volgens die meer hedendaagse, historisch-kritische interpretatie, nam Jezus het scheldwoord “honden” welbewust in de mond en dacht Hij inderdaad dat Zijn missie zich beperkte tot “het huis van Israël”. Het zou willen zeggen dat Jezus, als Zoon van God, bijgestuurd wordt door God de Vader en dit bij monde van een heidense vrouw. We weten dat God alles en iedereen kan ‘gebruiken’ om Zijn Wil hard te maken, maar dit is dan toch een heel schokkend verhaal, want de meeste christenen beschouwen Jezus als absoluut zondeloos. Leerde Hij ons niet om onze vijanden lief te hebben (zie Mt 5, 44)? In die context lijkt het onwaarschijnlijk dat Jezus de onbekende vrouw botweg wou wegsturen (zoals de leerlingen voorstelden)… Besluit: veel stof om over na te denken tegen het einde van de zomervakantie!
(B.N.)