Van kop tot teen
De eerste lezing en de evangelielezing zijn eigenlijk ongelooflijk lichamelijk. Jesaja begint met de voeten van de vreugdebode. Dan volgt de mond voor een vredevolle boodschap; de ogen van de torenwachters zien het heil arriveren. Tenslotte symboliseert de machtige arm van God het ingrijpen van God om het uitverkoren volk te bevrijden uit de Babylonische ballingschap.
En dan de proloog van het Johannes-evangelie: het geschreven Woord van God, de Logos, de Thora met z’n 613 regels, wordt “vlees”, wordt “een mens” (Joh 1, 14 – BGT). Jezus incarneert als het ware heel de Thora; Hij leeft voor zoals iedere mens zou moeten leven. Welk voorbeeld leeft Jezus ons voor (Joh 13, 15)? Heel simpel: nederige dienstbaarheid, verankerd in het dubbelgebod van de liefde voor God en voor de medemens.
Dankzij het genade-aanbod van God kunnen wij kinderen van God worden (zie Joh 1, 12). De schrijver van de Brief aan Titus (vroeger was men zeker dat dat Paulus was) formuleert het heel mooi: “Maar de goedheid en mensenliefde van God onze Heiland is op aarde verschenen” (Tit 3, 4). Athanasius, de theoloog van de menswording (4de eeuw), mag besluiten: “De mensen zien zo dat hun zwakheid overgebracht is en vernietigd in Hem die daar niet aan onderhevig is; zij worden dus sterk en vrij, en dat voor altijd.”
De magie van Kerstmis…
Bernard