The happy few
De zondagslezingen zijn tegelijk bemoedigend en verontrustend. Het slotwoord van de eerste lezing en het einde van de evangelielezingen bevestigen dat alle volkeren tot het heil geroepen worden. Dus niet langer uitsluitend het Joodse volk (“het kleinste van alle volken” – Dt 7, 7), maar ook de zogenaamde heidenen. De niet-Joden uit alle windrichtingen, dat zijn natuurlijk de “laatsten” die de “eersten” zullen worden. Tot daar het goede nieuws: het heil strekt zich uit tot alle volkeren.
De evangelielezing begint echter met een vraag van “iemand” die ongerust is: “Heer, zijn er weinig die gered worden?”. Net zoals bij Matteüs (Mt 7, 13-14) spreekt Jezus van een “nauwe deur / poort” om in het Koninkrijk binnen te geraken. De evangelist Matteüs gaat nog verder: vele mensen kiezen de “weg naar de ondergang” (een bekende Engelse vertaling spreekt zelfs van “the highway to hell” – de autosnelweg naar de hel).
Waarom zou het zo moeilijk zijn om het Koninkrijk binnen te raken? Is het omdat Jezus zo’n radicale eisen stelt (bijvoorbeeld, bezitloosheid, onthechting van al het materiële,…) of is het omdat zoveel medemensen zelf verkiezen te leven “zonder God noch Christus” (Missaal pag. 1031)? Zou het volstaan om regelmatig naar de Kerk te gaan? Dat zou mooi zijn, maar het Missaal spreekt ook van een “verwaterd christendom”… De schrijver van het laatste bijbelboek zou misschien spreken over “lauwe” christenen (zie Apk 3, 16). Echte christenen zullen vervolgd worden, lijden, gehaat worden (zie bijvoorbeeld Joh 15, 18-19). Dat is niet echt het geval in onze streken…
Is deze evangelielezing dan weeral pessimistisch? Ja en nee. Eigenlijk verwerpt Jezus alleen “bedrijvers van ongerechtigheid”. Dat is niet nieuw. Het is zelfs een rode draad doorheen het Evangelie: “Verzamelt u geen schatten op aarde (…) verzamelt u schatten in de hemel”; “zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid” (Mt 6, 19-20.33). Jezus had altijd veel meer aandacht voor het spirituele dan voor het materiële. Heel het Nieuwe Testament waarschuwt voor hebzucht als zonde: wanneer rijkdom leidt tot egoïsme, dan houdt het op voor Jezus. Dat noemt Jezus in de Bergrede (Mt 6, 24) “de mammon”, de geldduivel, die dan werkelijk een afgod of een demon wordt. Jezus raadt ons de ware gods-dienst aan: God liefhebben is gelijk aan alle medemensen liefhebben (het dubbelgebod van de liefde: Mt 22, 34-40).
Kortom, wat Jezus van ons vraagt is tegelijk gemakkelijk (goedkoop zelfs, want liefhebben kost niets) én moeilijk in tijden waarin materialisme en egoïsme hoogtij vieren.
Bernard